top of page
Zoeken
Foto van schrijverManon van der Giessen

De trap: een onderneming voor drie personen.



“Je mag morgen naar huis.”

Ik schrik op uit mijn bed. Een paar dagen geleden was mijn grootste angst nog om ooit eens in het ziekenhuis te belanden, nu ik er eenmaal dan toch ben zijn dit plots mijn meest gevreesde woorden “Je mag naar huis.” Misschien moet ik erbij vertellen dat ik onder al mijn lieflijke rare trekjes deze er ook een paar van zijn: Ik haat prikken en een infuus maar als die erin zit, wil ik geliever niet meer dat hij eruit gaat. Dan maar voor altijd met zo’n dop op mijn hand. Ik word al week bij de gedachte dat het naaldje er zo langzaam weer uit getrokken word. In mijn idee in zo’n enorm slowmotion tempo waardoor ik echt zou flauwvallen. Bah dat infuus.


Zelfde heb ik met pleisters. Als ze erop zitten, alsjeblieft laat ze zitten en trek ze er niet af. Tot de dag op vandaag ga ik bij een hardnekkig vastzittende pleister eerst een uur in bad zodat alles tot rimpels geweekt is en dat ding er afglijdt. Anders mag niemand maar echt niemand er aan komen. Echt. Ik waarschuw je!


Goed, ondertussen wil ik mij het liefst weer onder mijn deken verschuilen. Ik heb ze nooit gemogen die verplegers. Komen ze opeens met: Je mag morgen naar huis. Wat een lef hebben die gasten. Weten ze dan niet dat ik net een bijna dood ervaring heb gehad? Dat mijn hart eruit bokte? Dat het tien uur duurde voordat het weer in een acceptabel ritme ging. Dat ik niet eens ook maar even van liggen naar zitten kon omdat dat dan mijn hart weer begon te rinkelen? Dat ik plat lag, nog duf ben en..naar huis. Kom nou! Die zijn gek.


In plaats van onder mijn dekbed kruipen schuif ik heen en weer op het randje van mijn bed.

“Maar, maar... Ik kan niet eens een trap op?” Stamel ik. Ik woon heel slim als iemand met een hart met drie kamers in een flat op de vierde verdieping zonder lift.

“Dat gaan we nu ook oefenen” zegt de verpleegster met hoofddoek. Ze reikt haar arm uit. “Aan het eind van de gang, daar is de trap. Gaan we samen heen. Het maakt niet uit hoe lang je erover doet. Al duurt het een half uur. ‘T gaat erom dat je het kunt. Je hart is al heel de tijd op een gewoon ritme. Je hebt medicijnen. Er is geen reden om nog hier te blijven. Kom je?”

Mijn ogen schieten van links naar rechts. Mijn vader die ook in de kamer staat knikt. “Dit kun je wel.”

“Wij gaan met je mee. Je hoeft echt niet bang te zijn.”

Ohnee? Is jouw hart wel is bijna bonkend eruit gekomen nadat je een trap op liep dan? Ik ben verdorie niet klaar om naar huis te gaan. Laat me.


Langzaam laat ik mijzelf van het bed glijden. Ik zucht. En nadat we de gang door lopen, ik met aan weerszijde een verpleegster want de trap op lopen is een onderneming voor drie personen, blijf ik onder aan de trap staan. In de trapgalerij voelt het kouder aan. Ik hoor de deur zwaar en hard dichtvallen. Ik kijk naar boven. Ik voel met hand aan mijn hals. Mijn hartslag gaat nog goed. “Je mag er zo lang over doen als je wilt he. Het hoeft niet snel.”

Ik zet mijn handen elk aan een leuning en doe een stap. En nog een. Nog een. Een verpleegster voor me en de ander achter me. Voor ik het weet ben ik boven.

“Dat deed je ook snel” de verpleegster lacht.

Morgen mag ik naar huis.


XOXO Manon

91 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page